Rudy zijn grootvader langs moeders kant, Henri Sierens, immigreerde naar Canada in 1902. Hij liet vrouw en familie achter in het arme Vlaanderen. Hij werkte hard, met het verdiende geld liet hij zijn vrouw overkomen naar Canada. Na enkele jaren kocht hij onontgonnen stukken grond op. Door hard labeur beschikte hij nadien over zijn eigen aantal hectaren vruchtbare landbouwgrond. Graan werd geoogst en diende voor het verhongerde Europa, dat de Eerste Wereldoorlog meemaakte. Tijdens die oorlog is Marguerite Sierens (St.Alphonse 09.08.1915 – Beernem 13.08.2009) geboren in Canada. Mathilde Fransoo, de moeder van Marguerite, kreeg heimwee naar haar familie in Europa. Eind 1919 was het Canadees avontuur voorbij en kwamen ze terug naar Knesselare.

 







Marguerite trouwde met Rudolf Geldhof (Knesselare 08.07.1916 – Brugge 13.03.1989) op 24 juli 1939. Rudolf was leerlooier van beroep. Hij had de zaak van zijn vader Karel Geldhof overgenomen aan de Hellestraat in Knesselare. Dan kwam de mobilisatie. In het begin van de oorlog was Marguerite in verwachting, maar zij verloor haar eerste kindje tijdens de geboorte op 1 augustus 1941, een dochtertje. Middenin de Tweede Wereldoorlog werd hun eerste zoon Rudy Geldhof geboren te Brugge op 13 oktober 1942.

Rudy was in 1944, net voor de Duitse aftocht bijna twee jaar. Eind augustus hadden zijn ouders een jonge verzetsman, die een Duits officier in de hand geschoten had, bij hen laten overnachten. Midden in de nacht daarop werd het huis in de Hellestraat omsingeld en volledig doorzocht door de Duitsers. Met een aanhoudingsbevel voor zijn ouders, om direct meegenomen te worden naar Aalter voor verdere ondervraging. Rudy sliep als 2-jarige peuter op de eerste verdieping in zijn bedje. Ondanks het lawaai en het tumult bleef hij rustig doorslapen. De Duitsers dachten dat de jonge verzetsman zich op zijn kamer bevond. Met het geweer in aanslag boven het bed van Rudy riep zijn moeder: "Nicht schiessen, das ist mein Sohn, Rudy". De Duitse officier, die het bevel voerde, was vertederd, omdat hij in de heimat ook een enige zoon van die leeftijd had die Rudi noemde en hijzelf noemde Rudolph net als de vader van Rudy. Hun arrestatie werd uitgesteld. Drie weken daarop, op 13 september 1944, werd Knesselare door de Canadezen bevrijd.

Rudy kende een zorgeloze tijd in Knesselare kort na de oorlog. Zijn vader leerde hem op heel jonge leeftijd voetballen. Zelf, voor zijn tijd, was zijn vader een uitzonderlijk talentrijke voorspeler bij V.V.Harop Knesselare. Heel wat artikels in de krant verschenen over hem. Door het winnen van voetbaltornooien, waarin hij de uitblinker was, werd zijn naam bekend. Er kwam een moment dat afgevaardigden van Cercle Brugge zich interesseerden in zijn talent. Maar zijn vader bleef liever leerlooier. Ondertussen volgde Rudy de lagere gemeenteschool. Op school was hij een haantje de voorste, zoals in het voetbal. Zonder moeite of autoriteit maakte hij vrienden en iedereen keek naar hem op en was graag in zijn gezelschap. Reeds dan schreef hij prachtige opstellen en kon hij zijn leeftijdsgenoten boeien door zijn vertellingen. Zijn opmerkzaamheid was scherp en tot in de kleinste details kon hij iets navertellen. Thuis hadden zijn ouders stapels boeken van het Davidsfonds. Boeken die hij allemaal verslond. Thuis was er ook vanaf de uitgave van het eerste nummer het wekelijks stripblad "Robbedoes". Aan de hand van die stripverhalen en die boeken creëerde hij al op jonge leeftijd een wereld vol fantasie en werd hij overal geliefd. Ook door zijn drie broertjes die hij erbij kreeg: Rony (Brugge 24.05.1945 – Brugge 25.07.2000), Regy (Brugge 19.05.1948 – Beernem 28.01.2016) en Randy (Brugge 4.01.1952 – ). Tijdens de periode van zijn lager onderwijs wist hij al dat hij schrijver wilde worden. Zijn zin voor realiteit, zijn ongebreidelde fantasie kreeg hij mee van zijn vader. Van zijn moeder kreeg hij de kunst mee om zijn medemens te boeien met zijn verteltalent, waar zij altijd zo sterk in was. En als oudste van vier, keken zijn broertjes naar hem op.

De 10 jaar die volgden na het einde van de oorlog waren gunstig voor het kleine familiebedrijf. De leerlooierij uit de Hellestraat werd steen voor steen afgebroken en terug opgebouwd in de Koningin Astridlaan te Assebroek. Op 5 mei 1955 verhuisde de familie Geldhof-Sierens naar de nieuwbouwvilla. Rudy kwam van de lagere school en ging over naar de Humanioraleergangen. Toen liet vader Geldhof hem lid worden van R.C.S.B. Cercle Brugge. Binnen het jaar werd het voetbaltalent van Rudy beloond met de schaal van beste cadet. Na een voorbereidend jaar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge werd hij leerling aan het nieuwe O.L.Vrouwcollege te Assebroek, dat een onderdeel van het Sint-Lodewijkscollege was. De nieuwe school was nog in aanbouw en er werd toen gedurende de eerste jaren heel wat geïmproviseerd: les in barakken, les in andere kleine scholen, les in open lucht. De eerste jaren Latijns-Grieks van de Oude Humaniora verliepen heel vlot. Het was trouwens de enige richting die men in die school kon volgen en de leerlingen van zijn klas voelden zich echte pioniers. Zij waren altijd de oudste klas. Een speciaal gevoel gaf het aan Rudy, hij heeft eigenlijk nooit ervaren op die manier wat een middelbare school was.

Voor zijn broers was hij in die zes jaar Humaniora een bron voor inspiratie. Er was toen nog geen televisietoestel in huis en zijn ouders gingen regelmatig op cinemabezoek. Na het avondmaal ging iedereen op het groot bed van de ouders gaan zitten. Rudy begon heel spannende verhalen te vertellen, over cowboys en indianen, ridders, gangsters, soldaten…
Toen hij hoorde dat na enkele uren zijn ouders terugkwamen van hun bioscoopbezoek moesten de broers vlug in hun eigen bedje kruipen. Tijdens zijn vertelling was zijn jongste broertje soms al in slaap gevallen omdat het te laat werd. Maar geen probleem, Rudy kon de volgende dag precies inpikken waar de slaap intrad en zijn boeiende verhaal verder afwerken. Ook ganzenspellen op een stuk karton tekende hij uit en ze werden door hem met vakjes ingevuld volgens de gebeurtenissen en ervaringen van de laatste weken. Met eigen reglementen… Iets wat hij ook zelf bedacht had: soldaatje spelen. Met speelgoedblokjes bouwden de broers een fort en met knikkers kon men om beurten mikken op de tegenstander. Viel die om, dan mocht men zijn hand open spreiden en die afstand op de grote tafel opschuiven naar de vijand. Het laatste speelgoedsoldaatje dat bleef rechtstaan had het spel gewonnen… Eenentwintigen met de kaarten voor geld, pietjesbak spelen voor geld, monopoly spelen, woordjes spelen met een kaartspel van letters…voor geld… Daarmee hield hij ons jaren in de ban en de broers kenden een vrije, onbezonnen jeugd.

Vader Geldhof was het leerlooien beu. Het vergde veel fysieke arbeid en het stonk overal naar gelooide dierenvellen. Hij zocht naar een verfijnder zelfstandig beroep. Daarom kocht Rudolf een handschoenfabriekje op van een zelfstandige die op pensioen ging. Al vlug werd die overgang een succes: lederen handschoenen werden gefabriceerd van heel goede kwaliteit. Omdat de zaken goed draaiden kreeg de toen zestienjarige Rudy van zijn vader een klein karabijn, waar men kogeltjes met hagelloodjes in kon stoppen. Verkleed als een echte jager, met groene mantel, met jagersmuts en uitgerust met een verrekijker liep hij rond in de grote tuin. In de tuin bij Rudy thuis liep er niet veel wild rond toen. Hij liep daarom ook een paar keer in de volledig volgroeide tuin bij de geburen, als ze op reis waren natuurlijk, hopend op meer trofeeën. Op een keer schoot hij een mus, die wilde maar niet dood, hij riep zijn jongste broertje ter hulp. Dat 10 jaar jongere broertje van hem nam een schop en klopte het musje morsdood in één slag. Rudy was zijn broertje zo dankbaar! Kocht hem als beloning een album van Suske en Wiske! Slechter was het voor hem toen hij eens de woonkamer binnenkwam met zijn geladen karabijn, de loop naar de vloer gericht. Om welke reden dan ook ging het karabijn af. Door de afstoot op de vloer kwam één van de loodjes terecht onder de huid van de enkel van zijn vader. Van dan af mocht hij zijn jagerscarrière vergeten: het karabijn verdween voorgoed op zolder achter slot en grendel!

De liefde voor poëzie en literatuur werd steeds groter. Hij volgde in 1959-1960 de Poësis in het O.L.Vrouwcollege. Hij werd opgemerkt door zijn leraar Nederlands, die zijn opstellen vergeleek met die van andere medestudenten. Rudy schreef toen al in verschillende stijlen, wat uitzonderlijk was in die periode. Zijn medeleerlingen keken naar hem op. Zelf liep hij bibliotheken en boekhandels af om nieuwe horizonten in de literatuur te ontdekken. Zijn favoriet was Franz Kafka, hoewel hij van zijn geschriften niet veel begreep. Maar het was "in". Vooral het lezen van boeken die op de lijst stonden van verboden literatuur. Lijst die ze gekregen hadden van het O.L.V.College zelf! Vlug boeken van Jean-Paul Sartre en andere goddeloze schrijvers lezen. Meestal zonder echt te begrijpen wat daar in stond. Hele pagina's gedichten schreef hij toen, maar hij was te verlegen om die aan zijn leraars te tonen, laat staan aan zijn ouders. Toch had hij genoeg lef om een paar van zijn gedichten op te sturen naar het "Poëtisch Bericht van West-Vlaanderen". In 1960 werden er, tot zijn verwondering en tot zijn voldoening, twee van gepubliceerd. Met als titels "terras" en "impressie 's avonds":

terras

een koud biertje kelner
kom
hier zo kalm
in knusse stoel
op terras zo koel
een sigaret aan 't bijten
klinkende cognac
klakkende lippen
nippende tongen
tikkende hakken van serveuse
tik klink cognac
meisjes trippelen voorbij
gekeurd wordt elk
de mooiste kruipt in mijn glas
ik kijk een kwartier lang
- in mijn glas -
rieten stoelen op een rij
slapende muziek
film van vrouwen
trekt voorbij
de waardin
"nog iets m'neer?"

impressie 's avonds

op het zinken dak
zijn waterplassen
zwaar
een grauwe kleine vogel
verloren
schoorstenen
machtig en dwaas
zinloze duisternis
warmte
regen

Van de redactie kreeg hij 300 fr., zijn eerste geld dat hij ooit verdiende met het schrijven. Op zijn 18 jaar! Hij toonde aan zijn klasgenoten dat zijn gedichten in het tijdschrift verschenen waren. Die liepen dolenthousiast naar hun leraars: "Ongelooflijk, moet u nu iets weten: Rudy zijn gedichten zijn gepubliceerd en staan naast gedichten van Speliers, Christine D'Haen en Spillebeen!". Maar de leraars waren niet onder de indruk. Rudy zijn droom was romanschrijver te worden. Een paar pogingen deed hij in die zin, maar al vlug ondervond hij dat romans schrijven heel omslachtig was. Zelf was hij bitter jong en had nog geen levenservaring. Maar de toekomst lonkte. Ondertussen blijf hij maar gedichten, en gedichten, en gedichten schrijven.

Er verbleef in die periode bij de naaste buren een arm meisje voor één maand. Ze kwam uit de "Bidonvilles" rond Parijs. Via een caritatieve instelling werden zo 'n armtierige jongens of meisjes geplaatst bij meer behoede families in België. Rudy was zo gebeten door het idee dat hij zijn ouders vroeg om ook zo'n meisje voor één maand in huis te nemen. Zij waren ermee akkoord. Dit was niet voldoende voor Rudy. Hij bleef aandringen bij zijn ouders. Waarom voor één maand? Waarom niet voor altijd? En opnieuw gingen zijn ouders akkoord. Hijzelf had zijn oudste zus nooit gekend in zijn leven, en na een broertje, kwam nog een broertje en dan nog eentje. Zijn ouders hadden toch maar hun eerste dochtertje verloren! Belgisch Kongo was net onafhankelijk geworden. Heel wat kleine kinderen uit een huwelijk van een blanke vader en een zwarte moeder werden verstoten. De ouders van Rudy namen contact op met het Ruandafonds. Dit fonds zorgde voor een veilige thuis voor die kinderen in België. Na de aanvraag, was het lang afwachten. Rudy volgde reeds de Retorica aan het O.L.Vrouwcollege, zijn laatste jaar Oude Humaniora. Op een goeie dag rinkelde de telefoon. Rudy stond erbij toen de vraag gesteld werd aan zijn vader als hij een klein dochtertje erbij wilde. Zijn antwoord was natuurlijk: ja! Er werd zijn vader ook gezegd dat het kleine meisje al op het vliegtuig zat richting België. Op 13 september 1960 is het bijna driejarig meisje afgehaald door de gehele familie in Zaventem. Bernadette (Bujumbura 10.11.1957 – Brugge 25.08.1995) werd als voornaam gekozen voor haar. Ze was een verkwikking in het leven van Rudy, zijn ouders en zijn broers. Wat een impact had zij op iedereen! Eindelijk een zusje!

Vanaf september 1961 volgde Rudy de 1e Kandidatuur Klassieke Filologie aan de Leuvense universiteit. Vooral uit interesse voor de filosofie, niet zozeer voor het Latijn of het Grieks. De oude talen vielen weg en werden omgeruild voor Germaanse talen. Rudy moest afhaken. Zijn legerdienst moest hij nog volbrengen en in afwachting daarvan hielp hij in de handschoenenfabriek. Hij vertikte het om zoals iedereen ergens achter een bureautje te gaan zitten en te denken aan opslag van zijn baas, aan carrière maken als bediende, aan een gezinnetje stichten, aan trouwen en aan het krijgen van kinderen. Vanaf 27 maart 1964 volbrengt hij zijn militaire dienstplicht. En dit voor twaalf maanden in St. Truiden. Achteraf blijft hij helpen in het familiebedrijf.

Rond mei 1968 bemerkt hij in de krant een aankondiging waar men een interprète vraagt in een souvenirwinkel in Lourdes. Een goed betaalde job, met alle faciliteiten voor die tijd. Hij hapt toe, want hij wil zijn horizonten verleggen. In "La Croix Blue" in Lourdes wordt hij tolk in een heel grote winkel waar Mariabeeldjes en gewijd water verkocht worden. De Vlamingen krijgen er 10% korting. Rudy ervaart zijn bazen als cynici en atheïsten, hun personeel zijn goedgelovige vrome mensen die het goed menen. Die absurde situatie sterkt zijn verlangen om daar iets over te creëren. Begin september van dat jaar begon het voetbalseizoen bij V.V.Harop Knesselare. De voorzitter van die voetbalploeg was baas van een busreizenfirma. Af en toe deden ze ook Lourdes aan en hijzelf bracht Rudy mee in één van zijn bussen naar België. Ze hadden hun midvoor zo van doen!

Voetbal! Thuis speelde hij met zijn jongere broer Rony een soort tennis- of volleyvoetbal dat hij op zichzelf bedacht had. Elk een klein stukje van een soort tennisveld, een net zoals in het tennis in het midden en de bal mocht maar één keer het gras raken binnen je eigen stukje speelveld. Uren en uren werd dit gespeeld. Rudy en zijn jongere broer Rony waren dan ook fysisch en technisch heel sterk getraind. Rudy voetbalde steeds beter en beter. Maar zoals in de voetsporen van zijn vader opteerde hij toch om bij V.V.Harop Knesselare in derde Provinciale Oost-Vlaanderen te spelen. Zijn speltechniek als voorspeler was enig, hij scoorde massa's doelpunten en werd toen door elke verdediger gevreesd. Een krant schreef in 1969: "Eén der gevaarlijkste voorspelers die er momenteel in derde Provinciale Oost-Vlaanderen rondlopen". In het artikel schonk men vooral aandacht aan "zijn techniek, zijn snelheid, zijn afwerking, zijn gevaarlijk en juist schot en meer dan behoorlijk kopspel".

Rudy ervaart meer en meer dat hij schrijver zal worden. Hij zoekt naar een oplossing om een seizoendienst te volbrengen, die hem genoeg geld oplevert om in de winterperiode te kunnen schrijven. Die formule vindt hij bij de pakketboten Oostende-Dover. Als assistent-purser of ticketcollector bij de Regie voor Maritiem Transport te Oostende werkt hij vier seizoenen lang. Onregelmatige afvaarten en weekendpremies zorgen ervoor dat hij genoeg financiële verdiensten overhoudt in de winter om zijn droom te verwezenlijken. Hij experimenteert met proza en poëzie, maar het ligt hem niet zozeer. In Londen koopt hij stapels pockets over toneel en de "angry young men". Uit oude kranten, die gebruikt werden in het atelier van zijn vader, knipt hij recensies over toneel uit en legt een hele verzameling aan. Samen met heel wat vrienden en een kunstschilder mag hij van zijn ouders een verouderd deel van het fabriekspand inrichten als kunstatelier, waar gesproken wordt over vernieuwing in de literatuur, de schilderkunst, de politiek, enz… Pogingen om korte stukken te schrijven lukken niet. Hij zet door: hij beslist een volavond stuk te schrijven…

"Vriend" is een avondvullend volwaardig toneelstuk dat totaal nieuw is voor het huidige
theaterpubliek. Rudy had er 2 jaar aan gewerkt. Het was af in 1970, toen hij pas 28 jaar oud was. Zijn manuscript stuurde hij op naar alle gekende toneelgezelschappen. De meeste
gezelschappen reageerden niet eens. Van enkele kreeg hij een beleefd antwoord met daarin
lovende woorden over zijn toneelstuk. Maar gezien de problematiek van het stuk en het
vooruitstrevend onderwerp dat het behandelde werd het toen nooit opgevoerd. "Vriend" werd bijna opgevoerd door de Werkgemeenschap van de Brusselse Beursschouwburg. Regisseur zou Dries Wieme worden en vanuit de KNS-Antwerpen was er een zekere interesse voor het stuk, op voorwaarde van herwerking. Maar in die tijd waren gezelschappen nog bang om hun subsidies kwijt te spelen die ze kregen van de overheid. Rudy heeft dan ook het stuk aan de kant gelegd om het in betere tijden nog eens te bekijken. Door andere activiteiten heeft hij dat nooit kunnen doen. Nu kan dit stuk zeker door het theaterpubliek gesmaakt worden, want allerlei taboes zijn vergeleken met 38 jaar geleden gelukkig doorbroken. "Vriend" heeft als toneelstuk reeds alle ingrediënten van Rudy als auteur in zich die latere jaren ook duidelijk naar voor treden: prachtige realistische dialogen, personages met pit en een zin voor drama en spanning naar het einde toe. Maar het mocht niet zijn, "Vriend" is nooit opgevoerd. 

Niet plooien, niet opgeven, dacht Rudy. Hij schreef "Mijn Vakantie met Blomme" in 1971, kort na de ontgoocheling die hij opliep met het toneelstuk "Vriend". Rudy, gebeten door de theatermicrobe, gooide het op een andere boeg: lukt het niet in een schouwburg, dan lukt het op straat desnoods. Het stuk "Mijn Vakantie met Blomme" is echter tot op heden nog nooit opgevoerd. Niet in open lucht en ook niet op straat.

Maar Rudy gaf niet op: hij opende op 1 december 1973 cafétheater De Kelk in de Langestraat te Brugge, een pand dat al een 10-tal jaar leegstond. Met de hulp van zijn vrienden en soms met medespelers van zijn voetbalploeg uit Knesselare deed hij wonderen. Een prachtig groot café met Jugendstilinterieur en een ruime bovenzaal werden ingericht met smaak. Cafétafels waren zijn idee: een combinatie van een onderstel van een oude naaimachine met een nieuw marmeren blad. Hij schreef in hetzelfde jaar zijn eenakter "De Geit". De bedoeling was het stuk op te voeren in de eigen caféruimte, doch acteurs, regisseur en geldmiddelen kwamen niet vanzelf aan de deur aankloppen. Maar er waren gastvoorstellingen van theatergezelschappen in de bovenzaal, voorstellingen zonder podium, of met een podium gemaakt met lege bierbakken en vezelplaten, en met weinig technische middelen. Het Westvlaams Teaterkollektief Malpertuis uit Tielt, speelde in De Kelk "Play Strindberg" (Dürrenmatt). Rudy kwam in contact met Jacky Tummers die dit stuk regisseerde. Via Tummers leerde Rudy Wil Beckers kennen van het Nieuw Vlaams Toneel De Waag van Antwerpen. Het NVT De Waag werd opgericht om vernieuwend Nederlandstalig toneel van eigen bodem te stimuleren en op te voeren. De heer Beckers was dolenthousiast bij het lezen van "De Geit" en gaf Rudy de opdracht tot het schrijven van een tweede eenakter. Rudy gaf zijn eenakter de titel "Buurt". "De Geit" en "Buurt" gingen in première op 16 januari 1975 in Antwerpen en die eenakters werden ook opgevoerd in de bovenzaal van De Kelk. In die periode werd het talent van Rudy Geldhof als toneelschrijver geopenbaard. Verdere successen lieten niet lang op zich wachten.

Hij huwde met Marleen Vandenabeele (Brugge 09.07.1954 – Hertsberge 04.08.2009) in 1975. In 1976 werd "Het Souper" opgevoerd in Tielt. In 1977 "Eénentwintigen" in Antwerpen. Allebei met enorm succes. Samen met Jacky Tummers en een plastisch kunstenaar stichtte hij in 1977 de vzw Teater De Kelk. Er werd een nieuwe gezellige theaterruimte gebouwd achter de gelagzaal met een 80-tal zitplaatsen. De bovenzaal bleef dienst doen als danszaal voor jongeren, party's met discomuziek waren schering en inslag. Het was voor de jeugd "the place to be". Rudy werd intussen vader. Op 14 november 1977 werd zijn oudste zoon Alexander Geldhof geboren (Brugge 14.11.1977 – ). Maar voor theaterliefhebbers was Teater De Kelk "the place to be". In 1978 gingen drie stukken in première: "Twee Vrouwen" in Teater de Kelk, "Mijnheer Karel" in Malpertuis Tielt en "Katanga Diane" in Teater De Kelk. In 1979 werd "Winnaars en Verliezers" gecreëerd in het nieuwe Ankerruitheater van het NVT in Antwerpen. Het was een coproductie tussen het NVT, Teater De Kelk en Teater Vertikaal (Gentbrugge).

Teater De Kelk overleefde de eerste twee jaar zonder subsidies. Twee jaar was de gebruikelijke termijn toen. De eerste betoelaging kwam vanaf het seizoen 1979-1980, maar stond niet direct op de bankrekening daarvoor. Van zodra de eerste subsidiëring er was, liet Rudy de dagelijkse leiding van Teater De Kelk over aan een afgestudeerde van het HRITCS in Brussel. Rudy wilde nu eindelijk eens tijd maken voor zichzelf en de beslommeringen die het theatergezelschap met zich meebracht een beetje achter zich laten. Voor een tweede keer werd Rudy papa. Als voornaam gaf hij zijn zoon de naam van zijn vader: Rudolf (Brugge 13.2.1981 – ) Toneel schrijven bleef de passie van Rudy. Hij schreef in 1980 "De Vrije Madam". De eerste werktitel was "Noch Vis, Noch Vlees". Het was een monoloog geschreven met in zijn achterhoofd Yvonne Lex als actrice. Maar die vond zichzelf te eerbaar om die monoloog te spelen. Er werd uitgekeken naar Ann Petersen, een betere keuze zelfs. Die kon zich echter niet vrij maken. "De Vrije Madam" werd in hetzelfde jaar bekroond met de Visser-Neerlandiaprijs. Later zou het stuk geschiedenis maken!

"Bob en Liesbeth" ging in première in november 1981 in Teater De Kelk. Een intimistisch stuk, door het publiek van Rudy iets minder geliefd. Rond die periode werd Rudy bevriend met Chris Lomme, die de rol van Liesbeth speelde. Zij was verbonden met de KVS. Via haar kreeg Rudy de opdracht een volavondstuk te schrijven voor de KVS. Zou zijn oude droom verwezenlijkt worden? Het liep echter op een sisser uit: slechts 3 van de 11 scènes zijn door hem uitgewerkt en het project bloedde dood. Voor televisie werd op 25 november 1981 zijn bewerking van "De Pornofilm" (H.Walbert) uitgezonden. Hij begon nu steeds meer voor televisie te schrijven. Op 24 oktober 1982 werd zijn bewerking van "Cello en Contrabas" (M.Dekker) uitgezonden op de BRT. En op 16 januari 1983 kwam zijn bewerking van "Lente" (C.Buysse) op het scherm en op 13 maart zijn televisiebewerking van zijn eigen toneelstuk "Het Souper".

Het Ensemble BENT (Belgisch-Nederlandse Teaterprodukties), toen gehuisvest in de Benterij in Kasterlee wilde de productie van het bekroonde stuk "De Vrije Madam" op zich nemen. De leider van dit gezelschap, Jaak Vissenaken zou de regie voeren, maar men vond geen geschikte actrice. Rudy vroeg toen aan Jaak: waarom speel jij niet zelf "De Vrije Madam". Jaak liet zich overtuigen, liet zich regisseren door Annelies Vaes en kende honderden opvoeringen in het Vlaamse land en in Nederland. Een succesreeks, zelfs tot in de stadshallen van Brugge. Samen hadden Rudy en Jaak nog een internationaal spektakelstuk gepland: "De Zwarte Kant van 't Belfort". Men wilde markante feiten uit de middeleeuwse geschiedenis van de stad naar voor brengen op een ludieke manier. Ook op te voeren in de stadshallen van Brugge, maar financiële problemen bij het stadsbestuur waren de oorzaak dat het nooit opgevoerd geweest is.

Na het succes van de verfilming van "Lente" (C.Buysse) kreeg Rudy de opdracht van de BRT om "Tantes" (C.Buysse) in scenariovorm om te zetten. De tv-film werd uitgezonden op 28 oktober 1984. In de reeks "Made in Vlaanderen" werd ook zijn adaptatie van "De Surprise" (Belcampo) uitgezonden op 4 november 1984. De verfilming van "De Vrije Madam" kwam op 19 oktober 1986 op het scherm. Maar ondertussen bleef hij toneel schrijven. In opdracht van de Korrekelder te Brugge schreef hij "Huis van Vertrouwen", dat op 11 februari 1987 in première ging.

Het succes van zijn bewerkingen voor de televisie kenden een zodanig succes dat de BRT hem de opdracht gaf een televisieserie van 7 afleveringen te schrijven over de ervaringen van de Vlamingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Van het productieteam kreeg Rudy carte blanche nadat hij hen enkele pittige anekdotes verteld had over de oorlog, die hijzelf had horen vertellen van zijn ouders. Rudy gaf de serie de titel: "Klein Londen, Klein Berlijn". Een serie met een enorme kijkdichtheid, een professionele cast en een diversiteit aan prachtige hoofdpersonages en bijrollen. Maar zoals Rudy zei in één van zijn interviews later: voor de witten zal ik te wit zijn en voor de zwarten te zwart! Ondertussen is de serie al een klassieker geworden, zelfs van opvoedkundige historische waarde.

Rudy stond niet stil: op 10 februari 1991 werd "Madame Freundlich" uitgezonden op de BRT, in opdracht geschreven voor de televisiereeks "Oog in oog", waarin ook de Nederlandse omroep IKON deelnam. Rudy had bijzondere waardering voor Ann Petersen en zij was het dan ook die deze monoloog op een heel professionele manier bracht. Intussen was hij gescheiden van zijn echtgenote met onderlinge toestemming. Om de twee weken ontfermde hij zich over zijn twee zonen Alexander en Rudolf. Hij trok zich terug op een landelijke boerderij in Oedelem. Hij ontving in de loop der jaren heel wat literaire prijzen. Verschillende toneelstukken werden in het Frans opgevoerd.

De BRT bleef enthousiast over Rudy. Hij kreeg de opdracht om een nieuw 6-delig televisiefeuilleton te schrijven over "De Moorden van Beernem". Het kreeg de titel "De Bossen van Vlaanderen". Honderden krantenartikels verschenen vooraleer de eerste aflevering uitgezonden werd over die bizarre geschiedenis in Beernem. Heel Vlaanderen keek geboeid naar die uitzonderlijke personages, die intrigerende geschiedenis die zo spannend was, zo dicht bij huis. Heden zijn er nog steeds taboes die levendig zijn en onuitgesproken blijven bij de huidige bevolking in de bewuste streek.

Na het enorme succes van Rudy zijn televisiefeuilletons "Klein Londen, Klein Berlijn" en "De Bossen van Vlaanderen" stelde Rudy aan de BRTN voor om een nieuw televisiefeuilleton te schrijven, volledig gebaseerd op meestal autobiografische elementen. En dit over de naoorlogse periode: De Jaren 50. Zijn outline, die een beknopt overzicht van de personages en het verhaal weergeeft werd door de BRTN enthousiast onthaald en goedgekeurd.

Op 1 juli 1990 kreeg Rudy de opdracht van de BRTN tot het schrijven van de uitzonderlijk uitgebreide scenische synopsis over zijn nieuw 7-delig televisiefeuilleton "De Jaren 50". Enkel de dialogen ontbraken nog. Aangezien de verfilming van "De Jaren 50" in het gedrang kwam wegens een te kort aan financiële middelen bij de BRTN, heeft Rudy zijn feuilleton nooit in definitieve versie verder afgewerkt. Hij heeft zich dan maar op zijn eerste grote liefde geconcentreerd: toneel schrijven. In opdracht van Arca heeft hij eind 1991 "Prins Karel, Graaf van Vlaanderen" geschreven, een gedurfd stuk dat enig in zijn soort was en een enorme belangstelling gekend heeft. Rudy heeft spijtig genoeg zijn nieuwe creatie nooit opgevoerd gezien, aangezien hij enkele dagen voor de première overleed. Hij had nochtans heel wat projecten voorzien: een stuk schrijven over Guido Gezelle, een stuk schrijven over gravin d' Hespel, een stuk schrijven over Achille Van Acker...

Na zijn overlijden is er opnieuw interesse vanwege de BRTN naar "De Jaren 50". Heel wat namen defileren hier de komende jaren: Cas Goossens, Marc Lybaert, Marga Neirinck, Frans Puttemans, Piet Balfoort, Paul Koeck, Carla Puttemans, Myriam De Lille, Winnie Enghien, Hugo Meert, Jan Ceuleers, Jef Mellemans… allemaal mensen die graag "De Jaren 50" op de televisie uitgezonden wensten te zien. Maar het heeft niet mogen baten, het project is in de loop van het jaar 1997 een stille dood gestorven. Misschien is er ergens een talentvolle auteur die deze scenische synopsis in dialoogvorm kan uitschrijven? Want verhaal, intrige, personages en locaties zijn weer subliem! Typerend voor het talent van Rudy.

Rudy was een unicum, een broer die tof omging met zijn jongere broers en zusje, een vader die tof omging met zijn zonen, een toneelschrijver die tof omging met zijn medewerkers. Vandaag zou hij in leven 66 jaar geworden zijn. Helaas verliet hij ons allemaal veel te vroeg. Maar hij heeft zich toch op zijn eigen manier onsterfelijk gemaakt. Het was voor mij een revelatie om hem als broer te hebben gehad. Maar Rudy leeft!

Want: mijn oprechte bewondering gaat naar Ruth Roesbeke, die met haar thesis in het Academiejaar 2007 – 2008 slaagde als Master in de Geschiedenis. Thesis, die te raadplegen is in de onderstaande link, met als titel:

GESCHIEDENIS en VERBEELDING: Een bijdrage tot het onderzoek naar de visualisering van de Tweede Wereldoorlog in Vlaanderen aan de hand van de fictieserie ‘Klein Londen, Klein Berlijn’ (1988)

Mijn oprechte bewondering gaat ook naar Hugo Meert, voorzitter van VZW Initiatief Jeugd en Theater te Tienen, die besliste het jaar 2009 uit te roepen als een Rudy-Geldhof-jaar. Dit omdat het 25 jaar geleden zal zijn dat Rudy beslist heeft om van zijn pen te leven. Heel wat instanties zijn aangesproken en willen deelnemen aan deze herwaardering van Rudy als uniek toneelauteur-scenarioschrijver.

Randy Geldhof 

Beernem, 13 oktober 2008